Het was in een stad in het noorden van ons land, een gure avond in deze tijd van het jaar. Een forse zaal is helemaal volgelopen. De mensen zijn afgekomen op een voorlichting over de komst van een vluchtelingencentrum in hun wijk. Op het podium zit de burgemeester met zijn adviseurs. De zaal is broeierig, de mensen zijn geagiteerd. De burgemeester licht de situatie toe en geeft dan gelegenheid tot het stellen van vragen. De opwinding blijkt niet geluwd, integendeel: “Waarom zijn we niet eerder geïnformeerd?” en “Waarom zegt u niet gewoon hoeveel criminelen ertussen zitten?” Ook “Mijn dochter durft niet meer naar buiten, gaat u een avondklok instellen?” en “Kunt u garanderen dat er geen IS meekomt?” Zo gaat het een tijdje door, de zaal blijft op stoom. Dan gaan de vragen zich herhalen en zegt de burgemeester: “Er is nog tijd voor 1 vraag, die nog niet gesteld is, dan sluiten wij af!” Het is even stil, alles lijkt gezegd. Maar dan staat midden in die zaal, aarzelend en onzeker, een meisje op. Ze zal 12 zijn, maar oogt in de enorme ruimte jonger en iel. Ze heeft haar vinger in de lucht gestoken, zoals ze dat op school geleerd heeft en zegt zacht en oorverdovend: “Meneer, kunnen kinderen zich ook melden als vrijwilliger? Ik wil graag helpen!” Zomaar midden in die stomende zaal. Het is een tel stil, een tel die staat als een monument. Dan begint er iemand in een hoek van de zaal te klappen, zachtjes, ritmisch, en dan nog één en nog één en dan de hele zaal. Mensen gaan staan, keren zich naar haar, ze lijkt nu doorschijnend… Na afloop melden zich 200 vrijwilligers bij de kraampjes van Vluchtelingenwerk en het Rode Kruis die in de hal staan.
Wat zich in die warme zaal afspeelde laat zich op verschillende manieren duiden:
1. Zie je wel, engelen bestaan, en als het er echt op aankomt, dan worden ze naar ons gezonden om het rechte pad te wijzen. Zoiets, ik laat dat verder even aan deskundigen op dit vlak.
2. Het is ook op te vatten als briljante samenvatting van het Verdrag van de Rechten van de Mens, de bijbel en het Vluchtelingenverdrag ineen. Of de bundeling van alle hoop en liefde van de wereld in 12 woorden: “Meneer, kunnen kinderen zich ook melden als vrijwilliger? Ik wil graag helpen!” Rijp voor de Nobelprijs voor de Vrede, een waardige 12-jarige opvolgster van Malala.
3. En/of…als onderstreping van de broosheid van de menselijke interactie alsook de waarde van die (bedreigde) broosheid .
Stel dat direct na de magische 12 woorden nog iemand vermaledijd in de zaal had geroepen: “Ach straks pikken ze onze banen ook nog in.” Nog voor het ritmisch eerste geklap. Dan had het handelen van het meisje een heel ander effect gekregen. Het zou al snel overstemd worden en de omslag in sfeer zou niet plaatsvinden. Of stel, de burgemeester vraagt het meisje morgen, als zijn collega in een aanpalende stad voor een andere verhitte zaal dezelfde moeilijke boodschap moet brengen, om daar aan het slot van de bijeenkomst net zo ontwapenend dezelfde magische vraag te stellen. Als ze het zou doen, is hetzelfde effect van haar handelen onwaarschijnlijk.
In de interactie ontstaat altijd een buitengewone dynamiek tussen de unieke betrokkenen, die ervoor zorgt dat de uitkomst volstrekt ongewis is. Het gaat immers om ten minste twee betrokkenen die hun eigen uniciteit in de interactie op een eenmalig moment inbrengen. Niemand heeft er de regie over, ook degene die de interactie met een eerste handelen op gang brengt niet. Arendt (1994) spreekt over de broosheid van het handelen en onderscheidt vier kenmerken:
1. Het is onomkeerbaar, handelen kan niet worden teruggedraaid.
2. Handelen is onvoorspelbaar wat betreft het proces en het effect dat het teweeg brengt.
3. Het is onberekenbaar, betrokkenen kunnen altijd net anders handelen, iets nieuws doen.
4. Het is onbepaald in die zin dat het proces en de uitkomst niet terug te voeren zijn op een enkele betrokkene.
Die broosheid van het handelen, de fundamentele onzekerheid van de interactie, kunnen we volgens Arendt slecht verdragen. Mensen hechten aan en veronderstellen voorspelbaarheid bij het handelen, neigen naar maakbaarheid. Daaraan toegeven impliceert evenwel het begrenzen of negeren van de uniciteit van de deelnemers in de interactie. Het leidt tot ontmenselijking van de relatie, tot verdinging. Het is herkenbaar bij de ouder van het kind in de topsport, die het kind in een loopbaan dwingt. Het kind verdingt in die verhouding, kan zich niet in de volle uniciteit ontplooien. Het handelen, principieel in evenwicht vanwege de erkenning van de uniciteit van de ander (van alle betrokkenen), wordt tot maken, dat zich kenmerkt doordat de één tot doel van de ander wordt.
Maken past niet in het domein van de menselijke interactie, ook niet in de pedagogische. We zien dat maken ook bij de ouders die hun kind gebruiken als compensatie voor de opleiding of carrière die ze zelf zijn misgelopen. Het kind dient dan het doel van de ouder, het wordt gebruikt als middel. De uniciteit van het kind en de daarmee samengaande unieke ontwikkelingsmogelijkheden worden daaraan ondergeschikt gemaakt. Het maken sluipt bovendien licht in de relatie van de leraar en de leerling bij opgeschroefde prestatiedruk. Het hele kind raakt uit beeld door het eenzijdig benadrukken van instrumentele vaardigheden. We zien het ook nogal eens terug in de discussie over Ons Onderwijs 2032 waarin kinderen de last meekrijgen van het compenseren van de fouten van vorige generaties. Het is ‘vluchten in de mythe van de maakbaarheid’(Wierdsma 2014).
Een kind is bij niemand in dienst, niet bij de toekomst die de ouders zich wensen noch bij de toekomst die de samenleving zich denkt. Een kind is zichzelf genoeg. Het is er niet voor ons, het is er niet voor straks. Een kind is er voor zichzelf, nu, om alle eigen talenten en dromen te ontwikkelen en zo door zijn uniciteit bij te dragen aan de samenleving.
Handelen laat de ander in zijn waarde, ook vanuit het besef dat elkanders uniciteit nodig is om te kunnen floreren, met aanvaarding van de broosheid. Die broosheid van het handelen is niet het probleem dat bestreden moet worden, maar de kwetsbare, zachte oerkracht die we moeten koesteren. Opdat meisjes van 12 opstaan in een zaal, hun vinger opsteken en…
Luc Greven
uit TvO december 2018, op basis van: Greven, L.F. De toekomst van de intern begeleider. Dordrecht: Instondo
Literatuur:
Ahrend, H. (1994). Vita Activa. Amsterdam: Boom.
Biesta, G. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Culumborg: Uitgeverij Phronese.
Wierdsma, A. (2014). Vrij-moedig positie kiezen: moreel leiderschap in vloeibare organisaties. Breukelen: Nijenrode.