Ruim 200 jaar geleden deed zich in ons onderwijs een radicale omslag voor. De eerste nationale onderwijswet (1806) lag aan de basis: ze schreef de omslag van hoofdelijk naar klassikaal onderwijs voor en introduceerde het schoolbord en de leraar die zich tot de hele klas richt. De contouren van die (toen weldadige) omwenteling zijn nog herkenbaar in het Nederlandse onderwijs. Maar ze zijn nu deels tot roestige ankers geworden die de school hinderen bij het voldoen aan de vragen van deze tijd. Dit zijn de 4 roestige ankers waar het Nederlandse onderwijs aan vastgeklonken lijkt te zitten:
1. De 19e eeuwse werkverdeling in de school: 1 leraar-1 klas. De leraar voert integraal alle taken uit ten behoeve van die klas. Elke leraar is een zelfkazende boer. Ze werken hun 40-jarige carrière in isolement, in een klas. Waarom zouden zoveel jonge mensen afhaken al in hun eerste jaren…? De school creëert (onnodig!) een gure werkomgeving, een solo-cultuur, met armoedige ontwikkelkansen.
2. De centrale rol van de leraar in het onderwijsproces. In vele schoolplannen heet het dat “de leerling centraal” staat. Loop door de school en zie: in negen van de tien scholen is de leraar de centrale factor in het leerproces en is de school daar ook geheel op ingericht. Nota bene de leraar… die niet in een positie gebracht wordt om te floreren.
3. De koppeling van jaarklassen en leerstof. Iedereen krijgt dezelfde portie leerstof, op hetzelfde moment, op dezelfde wijze voorgeschoteld en aan het eind van het jaar wordt met de leerling (!) afgerekend. Kennelijk is de veronderstelling dat individuele ontwikkeling parallel loopt aan die leerstofjaarplanning. Daarvan afwijkende leerlingen zijn een “zorg” en behoeven een “zorgarrangement” en als het er teveel zijn vormen ze een organisatorisch of financieel “probleem”.
4. De positie van de leerling als gans. De leraar laat zijn kennis (middels de methode) leeglopen in de leerling, de leerling wordt gevuld als een Franse gans. Moordend voor de motivatie. Loop door de school en zie: de leerlingen zitten stil en luisteren vooral. Ze hebben een afhankelijke positie als het om hun eigen ontwikkeling gaat, zijn merendeels inactief. De veel gedebiteerde halve waarheid “it is all about the teacher” verbeeldt dat feilloos.
Het kan zoveel beter. We hoeven niet voort te ploeteren binnen de knellende kaders van 1806.Gelukkig zijn er steeds meer scholen die dat laten zien, die zich van deze ankers losgerukt hebben en onderwijs voor de toekomst ontwikkelen. Gewoon in Nederland: onverlet de (vermeende) tegenwerking van de inspectie, (het spook van) de beperkte middelen, (de mythe van) de slecht opgeleide leraren… Dat ziet er zo uit:
1. Ze hebben een heldere en vitale visie op onderwijs, die leeft in de school , die dagelijks beproefd en uitgedragen wordt en collectief vertaald naar concreet handelen.
2. Ze nemen verschillen tussen kinderen als het uitgangspunt voor de organisatie van de school: differentiëren in onderwijstijd, leerstof, tempo, methode etc. Ze zien een groep als een leergemeenschap, leren als een sociale activiteit. De leerlingen hebben een passende verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en voor elkanders ontwikkeling. Ze zijn een actieve partner in het onderwijs.
3. Ze vormen als team een professionele leergemeenschap met professionele ruimte, gevoel voor richting en vanzelfsprekende verantwoording als kenmerken. Ze horizontaliseren de ondersteuning (leraren helpen elkaar) en samenwerken “op de plek der moeite”, waar directe feedback mogelijk is, is regel. Het verschil tussen leraren en hun uiteenlopende talenten worden ingezet voor de ontwikkeling van alle leerlingen. Vertrouwen is de grondslag voor het organiseren van de school: dat kan in een school waar ze elke dag beter willen worden. Dat verbeteren is niet gericht op uniformeren, maar op het versterken van de diversiteit als basis voor de groei van allen.
4. Ze hanteren dynamische groeperingsvormen van leerlingen en een flexibele koppeling met leraren: basisgroepen, workshops, intensieve instructie in mini-groepen, vele vormen van samenwerkend leren, grotere clusters van leerlingen met meerdere leraren, werkpleinen. De klas is als standaard vervangen door wisselende leereenheden.
Overigens: de wet van 1806 verbood de tot dan zeer gebruikelijke lijfstraffen in school. Dat moeten we maar zo houden. Maar verder: werp af die ketenen!