“Klassen gezien? Zielig hè!”
En wat we er nu (direct) aan kunnen doen
De documentaireserie KLASSEN maakt de tongen los in het onderwijsveld. Vaak wordt het medeleven met de leerlingen uit de serie uitgesproken vanwege hun teloorgaande kansen, tegenvallende Cito en problematische thuissituatie. Buiten het onderwijs wordt veelal verrast gereageerd: “Dat dit in Nederland kan.” Al die aandacht is terecht, het is een indringende serie die een wezenlijk maatschappelijk probleem aansnijdt. Wat is er aan de hand?
- De ongelijkheid in kansen neemt toe
Ook in 2016 en 2017 stelde de inspectie al vast dat de kansen voor leerlingen sterk afhangen van het opleidingsniveau van ouders. Nog steeds en niet minder. Er zijn grote verschillen tussen scholen wat betreft het bieden van gelijke kansen. Hun onderzoek van 2018 laat zien “…dat deze effecten versterkt dreigen te worden door toenemende segregatie…” Scholen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs waren al sterk gesegregeerd, maar die segregatie op grond van opleidingsniveau en inkomen is zelfs toegenomen. Dit komt door woonsegregatie, maar ook doordat ouders kiezen voor scholen die sporen met hun eigen achtergrond.
De inspectie zegt over deze oplopende segregatie: “…eilandvorming op afzienbare tijd gevolgen kan hebben voor onderwijskansen van groepen leerlingen en voor de kwaliteit van het onderwijs.” Dit wordt versterkt door het lerarentekort, dat culmineert bij scholen met veel risico-leerlingen in achterstandswijken.
- De prestaties van leerlingen nemen algemeen af
De prestaties van Nederlandse leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs zijn de afgelopen 20 jaar geleidelijk gedaald ten opzichte van leerlingen in andere landen. In vergelijkbare landen presteren leerlingen steeds iets beter, onze leerlingen steeds iets minder dan vroeger. Niet alleen internationale vergelijkingen, maar ook nationale studies laten een daling en stagnatie zien van prestaties van basisschoolleerlingen in taal, rekenen, cultuureducatie, natuur en techniek en bewegingsonderwijs. Toptalent ontwikkelt zich minder en steeds meer leerlingen komen van de basisschool zonder adequaat leesniveau. De inspectie (2018) schrijft: “De gestage daling en stagnatie van de prestaties in het funderend onderwijs is uniek en reden tot zorg….” Het grootschalige internationale Pisa-onderzoek uit 2019 meldt dat bijna een kwart van de 15-jarigen onvoldoende kan lezen om zich maatschappelijk te kunnen redden (in 2015 nog 18%).
- Motivatie voor school zorgelijk
“F*ck de school!” of netter ”Zonde van mijn tijd!” zijn van die typische uitspraken die van een puber te verwachten zijn in reactie op de ouderlijke vraag “Hoe was het vandaag op school?”. Ze blijken evenzeer vanaf groep 5 van de basisschool door leerlingen gehanteerd te worden met op de achtergrond de bijbehorende motivatieproblemen (Hornstra promoveerde in 2013 op dit thema). Dat de motivatie voor school afneemt boven 12 jaar is al langer bekend. De OECD (2016) schrok zich bij een vergelijkend onderzoek een hoedje en concludeerde: “Nergens ter wereld zijn scholieren zo ongedisciplineerd en ongemotiveerd als in Nederland en nergens in de wereld zijn klassen zo onordelijk en rumoerig.” De lage motivatie van Nederlandse leerlingen is zo een internationaal bekend fenomeen geworden. De OECD voert de geringe motivatie terug op een onderwijspraktijk die:
- teveel op de gemiddelde leerling is gericht,
- te weinig uitdagingen voor de leerlingen biedt,
- nieuwsgierigheid niet beloont en
- meer inzet dan noodzakelijk niet waardeert.
OECD stelt zich de vraag of Nederland vanuit de volksaard zoveel luie en ongemotiveerde leerlingen kent of dat het schoolsysteem deze leerlingen heeft gecreëerd (een ongemakkelijke keuze, die het rapport wijselijk onbeantwoord laat).
Zorgelijke motivatie, afnemende prestaties en ongelijke kansen: de serie opgenomen in Amsterdam Noord is een lange, droevig stemmende illustratie van een kernprobleem in ons onderwijs.
Ongelijke kansen is geen nieuw issue. De aandacht voor ongelijke kansen in school viert (sic) binnenkort haar diamanten jubileum. Maar die strijd is nog lang niet gestreden. “Ongelijkheid is als onkruid: je moet blijven wieden, anders komt het weer op.” zegt de Amsterdamse wethouder Marjolein Moorman, die te zien was in de serie. Zestig jaar inspanningen: ouders betrekken, extra geld naar de achterstandsscholen, taalklassen, vroegtijdige voorschoolse educatie etc. Dat is dat ‘wieden’ dat we moeten blijven doen. Maar het is niet genoeg. We moeten het ook zoeken in ongekende en nog weinig toegepaste aanpakken die direct resultaat kunnen afwerpen. Ik beperk me tot 3:
- Zet de beste leraren in op de moeilijkste plekken (een mooi klusje voor de schoolbesturen). Ja, de leraar maakt het verschil, het is een geliefde formule. Maar leraren verschillen zeer sterk in hun bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen. De leraar is de centrale factor voor de onderwijsprestaties van de leerlingen van de school (Groves c.s., 2017). De omgevingsfactoren van de leerling hebben het sterkste effect ten aanzien van de resultaten, we zagen in de serie schrijnende voorbeelden, maar binnen de school is het de leraar (en op respectabele afstand de schoolleiding). De bijdragen aan de resultaten verschillen echter heel sterk per leraar. Hattie (2015) geeft een spreiding aan van 1 tot 6: de beste leraren dragen 6x meer aan de resultaten van leerlingen bij dan de slechtste. Anderen (Groves c.s., 2017, Wiliam, 2018) geven een spreiding aan van 1 tot 4. Dat verschil in kwaliteit (in termen van bijdragen aan de resultaten van leerlingen) zit hem niet in het niveau van de opleiding (master of bachelor, universitaire lerarenopleiding), het zit hem in de beschikbare variëteit van handelingsalternatieven in de onderwijssituatie. Die goede leraar is van beslissend belang voor het leren van de leerling. Drie jaar een goede leraar brengt het niveau van de prestaties van een risico-leerling naar die van een kansrijke leerling (Wiliam, 2018). Professor Inge de Wolf (2020) stelt dat het inzetten de beste leraar in groep 7 en 8 voor een leerling een opwaarts uitstroomniveau kan schelen en ziet het inzetten van de beste leraren op de moeilijkste plekken als een van de meest effectieve interventies.
- Haal de leraren uit hun isolement en biedt ze een rijke leeromgeving. Dat de kwaliteit van leraren in een school op enigerlei moment sterk uiteenloopt is tot daar aan toe, dat het zo blijft is het echte probleem. Leraren blijken maar weinig van elkaar te leren, zwakkere trekken zich niet aan betere op, betere ook niet aan andere betere. Dat hangt samen met het schoolsysteem, waarin de leraar gedurende de gehele ruim 40-jarige carrière solitair in een klas werkt en het moet stellen zonder de voor doorontwikkeling zo vereiste directe, gerichte, frequente, inhoudelijke feedback op het handelen in de klas. Leren en werken is voor leraren wonderlijk gescheiden (werken in de klas, leren buiten de school). Dian Fluijt is in 2018 gepromoveerd op een onderzoek naar het verrijken van de werkomgeving van de leraar, meer specifiek naar de betekenis van co-teaching. Co-teaching leidt o.a. tot:
- Goede resultaten van leerlingen op alle onderwijsdomeinen.
- Een hoger welbevinden van leerlingen.
- Meer inclusief onderwijs.
- Gelukkiger en betere leraren.
Er zijn steeds meer onderzoeken die aantonen dat op het vlak van leerlingresultaten co-teaching een positieve bijdrage levert. Dat gaat met name om onderzoek uit de VS en Canada waar de praktijk van co-teaching meer historie heeft en wijder verbreid is (zie o.a. Petrick, 2015). Mitchell (2015) verwijst naar een kleinere meta-analyse van onderzoeken naar co-teaching met een bemoedigende effectgrootte van 0.40.
- Extra uren. Meer trainen leidt tot betere resultaten, dat is het geval in de sport en evenzo in de school. Er is internationaal onderzoek gedaan naar intensieve professionele begeleiding (1 op 1) aan een leerling. Deze vorm van tutoring/personal coaching met extra uren werkt goed en heeft een gemiddeld leereffect van 0,31 SD (EEF, 2019). Specifieke programma’s voor leerlingen met grotere achterstanden uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status bereiken een leereffect van 0,46 (CBP, 2020 en Cook e.a., 2014). Ter vergelijking: het effect van een zomerschool is 0,09. De vraag is wel of de vorm van 1 op 1 begeleiding kosteneffectief is, zeker is dat intensief extra trainen effect heeft. Het wordt overigens wel gezien als belastend voor leerlingen. Dat mag zo zijn, extra inspanning vermijden is psychologisch voor de korte termijn misschien te prefereren, maar maatschappelijk en persoonlijk voor de lange termijn funest. Zie KLASSEN.
Ach en wee roepen, zoeken naar schuldigen (ouders, de politiek, het systeem etc.) helpt geen kind verder. Wacht niet op anderen! Uitstel van schoolexecutie helpt, maar vereist jaren van wetgeving en staat niet in vruchtbare parlementaire aarde. Meer geld voor onderwijs helpt, mits nuttig besteed, maar die zilvervloot zal voorlopig wel voorbij waaien. Minder segregatie in wijken helpt, maar is een kwestie van lange adem. Wacht niet, we kunnen nu beginnen.
Zie voor literatuurverwijzingen:
Luc Greven (Uitgeverij Instondo, 2019): Kantelende scholen
Luc Greven (Uitgeverij Instondo, 2021): Een vitale visie voor school