De intern begeleider moet meebewegen met de ontwikkelingen in het onderwijs om een relevante rol te blijven spelen in de school. Als we de algemene onderwijskundige trends samen nemen dan is een achttal consequenties te trekken voor de toekomst van de intern begeleider:
1. Een vitale visie
De ontwikkeling van de school wordt gestuurd door een krachtige visie op het onderwijs van de toekomst, zo wordt breed onderkend. Vertaling van die visie in passend dagelijks handelen, zodat hij echt gaat leven in de school, is een opgave die aandacht vergt:
→ de IB’er ondersteunt de vertaling van de visie door de leraar/het team naar praktisch handelen in de onderwijssetting.
2. Krachtige samenwerking
De versterking van de samenwerking van leraren krijgt in de praktijk meer en meer vorm, als bron voor onderwijskwaliteit. De voorbereiding en evaluatie van onderwijs krijgt in die samenwerking een bredere basis. In scholen zien we de ontwikkeling van diverse vormen van horizontale ondersteuning (collegiale begeleiding). Voor het gesprek over onderwijskwesties of leerlingen met bijzondere vragen is een collega in de directe omgeving beschikbaar:
→ de IB’er gaat minder zelf in gesprek met individuele leraren en organiseert meer de horizontale ondersteuning van leraren.
3. Meer professionele verantwoordelijkheid
De leraar komt in toenemende mate uit het isolement van de klas. Er zit beweging in de traditionele arbeidsdeling van de school en de groepering van leerlingen. Dat isolement was een belangrijke ontstaansgrond voor interne begeleiding en een factor onder de continuïteit ervan. Nu de positie van de leraar wijzigt en samenwerking centraal staat kan (en wil) deze meer professionele verantwoordelijkheid dragen, ook voor onderwijszorg:
→ de IB’er kan zich minder met onderwijszorg en leerlingen die uitvallen bezighouden en meer met ontwikkeling van de school en de teamleden: een verschuiving van curatief naar preventief werken.
4. Faciliterend innoveren
De traditionele planmatige innovatie van scholen raakt op de achtergrond ten faveure van meer faciliterend innoveren: de school wordt zo georganiseerd dat permanente ontwikkeling vanuit de werkvloer mogelijk is. De beweging is die van plannen en strategisch beleid naar strategisch organiseren:
→ de IB’er gaat teamleden en -groepen ondersteunen om de ontwikkeling van het onderwijs zelf ter hand te nemen.
5. Focus op het leren van leraren
Ontwikkeling en leren van leraren, individueel en collectief, gericht op de visie en ten bate van de ontwikkeling van de leerlingen is de focus in de school. De organisatorische architectuur van de school is daartoe ingericht. Leren krijgt in de praktijk vooral vorm in de samenwerking met collega’s op dagbasis:
→ De IB’er is de grote supporter van leren van leraren in school, zoekt daarvoor naar nieuwe vormen, en doet mee (participerend begeleiden).
6. Een passende leeromgeving is de standaard
De nieuwe onderwijskundige schoolarchitectuur biedt meer mogelijkheden om met verschil tussen leerlingen om te gaan. De scholen kennen groeperingsvormen en vormen van samenwerking van leraren en leerlingen die daartoe intrinsiek meer mogelijkheden bieden. Ze nemen verschil ook als uitgangspunt en waarderen het positief in de onderwijssetting. Aan de behoefte van leerlingen aangepaste leerstof, aangepast tempo, aangepaste planning en aangepaste leeromgeving is de standaard en dus geen opgave in de separate setting van een leerlingbespreking of anderszins.
→ de IB’er hoeft zich minder met zorgtaken bezig te houden, er is meer ruimte voor en behoefte aan een ontwikkelfunctie: versterken van de onderwijskundige schoolarchitectuur, de uitwerking van de onderwijsvisie etc.
7. Gespreid leiderschap
Er is sprake van een revival van het onderwijskundig leiderschap en een opkomst van gespreid leiderschap in school. Niet de formele positie maar de vigerende competenties spelen een rol bij het leiderschap in de praktijk.
→ de IB’er krijgt te maken met een nieuwe taakverdeling met de schoolleider (en teamleden). Competenties zijn daarvoor de grondslag. Mogelijk gaat de schoolleider dan meer over het wat en de IB’er over het hoe.
8. De leerling krijgt meer regie over het leerproces
De positie van de leerling in de school verandert. De leerling krijgt (gaandeweg) meer zelf de regie over het eigen leerproces en soms ook een medeverantwoordelijkheid voor het leren van anderen. Het gaat samen op met een verschuiving van het handelen van de leraar van onderwijzen naar ondersteunen van het leren / helpen bij het leren van leerlingen:
→ de IB’er zal de leerling meer kunnen betrekken bij de ontwikkeling van speciale individuele arrangementen en de school (als leergemeenschap): de beweging gaat van praten over leerlingen naar praten met leerlingen.
Deze post is een fragment uit: Luc F. Greven: “De toekomst van de intern begeleider”, Uitgeverij Instondo, 2017